De Belgische monarchie ontstond in 1831 toen België, na de op Nederland bevochten onafhankelijkheid, een eigen koninkrijk vormde. De koningstitel werd toebedacht aan prins Leopold van Saksen-Coburg en Gotha, die – naar het idee van de volksmonarchie – Koning der Belgen werd. Na hem regeerden Leopold II, Albert I, Leopold III, Boudewijn, Albert II en Filip. Met uitzondering van Leopold I, die luthers bleef, zijn de Belgische vorsten rooms-katholiek.
De Zuidelijke Nederlanden maakten deel uit van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De bom barstte in 1830 en België scheidde zich af en koos voor een constitutionele monarchie. De prille natie trachtte een staatshoofd te vinden dat aanvaardbaar was voor de grote mogendheden in Europa. Door het Nationaal Congres werd op 3 februari 1831 de zestienjarige Lodewijk Karel van Orléans aangewezen als troonopvolger. Hij versloeg in de stemming de twintigjarige August van Leuchtenberg, zoon van Napoleons stiefzoon Eugène de Beauharnais. In de stemming van het Nationaal Congres eindigde Karel van Oostenrijk-Teschen als derde. Geen van deze drie kandidaten viel in de smaak bij de internationale mogendheden, die nauw betrokken waren bij de vormgeving van het Belgisch koninkrijk. Ook in beeld was de Nederlandse kroonprins Willem, die het Nationaal Congres vooral bekoorde vanwege zijn vermeende liberale opvattingen.
Op 24 november 1830 nam het Nationaal Congres een decreet aan betreffende de eeuwige uitsluiting van de familie Van Oranje-Nassau van enige macht in België.
Uiteindelijk wist Joseph Lebeau met succes de kandidatuur te bepleiten van prins Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld, weduwnaar aan het Britse hof. Niet zonder aarzelingen, die vooral betrekking hadden op het - in zijn ogen - verfoeilijke democratisch gehalte van de grondwet, aanvaardde hij de Belgische kroon. Hij legde op 21 juli 1831 de eed af als eerste Koning der Belgen en regeerde onder de naam Leopold I. De nieuwe koning kreeg al gauw te maken met zijn noorderbuur: Willem I erkende de nieuwe staat niet en stuurde troepen naar België. Bij die Tiendaagse Veldtocht werden de Belgische verdedigingstroepen in slechts tien dagen verslagen. Leopold kon echter rekenen op de steun van de Britse regering en van de Franse koning Lodewijk Filips I. Nu een Frans leger België te hulp kwam, wilde de Prins van Oranje voorkomen dat er gevechten zouden plaatsvinden met de Fransen. Na een interventie van een Brits minister werd op 12 augustus 1831 al een wapenstilstand gesloten. In 1832 volgde nog een Franse aanval op Antwerpen, laatste bolwerk van de Nederlanders. Uiteindelijk werd Willem I, onder zware diplomatieke druk, verplicht België als onafhankelijk koninkrijk te erkennen. Het Verdrag van Londen (1839) bezegelde de onafhankelijkheid van België.
Duits koninklijk bloed[bewerken | brontekst bewerken]
Het Belgisch vorstenhuis is oorspronkelijk afkomstig uit het Duitse Saksen-Coburg-Saalfeld, later Saksen-Coburg en Gotha. Deze dynastie was populair na het Congres van Wenen; leden ervan belandden op de tronen van Groot-Brittannië, Bulgarije, Portugal en België. De door het Saksen-Coburg en Gotha-huis geweigerde kronen van Griekenland en Roemenië gingen naar het Huis van Schleswig-Holstein-Sonderburg-Glücksburg-Oldenburg voor Griekenland en het Huis van Hohenzollern-Sigmaringen voor Roemenië.
In 1920 besloot koning Albert I echter om deze familienaam niet langer meer te gebruiken. Ook het wapen van Saksen werd uit het Belgische koningswapen verwijderd. Reden hiervoor waren de in België gepleegde wandaden door de Duitse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Deze familienaam werd gewijzigd in: Van België, en zoals het betaamt voor het staatshoofd van een meertalig land heeft deze familienaam een officiële variant in elk van de drie landstalen. In het Frans is dit: de Belgique, en in het Duits: von Belgien.
De echtgenoot van prinses Astrid van België, Lorenz, aartshertog van Oostenrijk-Este kreeg in 1995 de titel van Prins van België waardoor hun kinderen ook deze familienaam dragen. De kinderen van koning Filip van België en van prins Laurent van België dragen logischerwijs ook deze naam.
Huwelijkspolitiek[bewerken | brontekst bewerken]
De huwelijkspolitiek van de Coburgers getuigde van de mogelijkheid om politieke kwesties via huwelijken op te lossen. Leopold I was namelijk verbonden aan alle grote mogendheden in Europa: hij was oom van koningin Victoria en koning Ferdinand II van Portugal, schoonzoon van de Franse koning Lodewijk Filips, en zwager van Constantijn van Rusland.
Later werd Leopold de schoonvader van de Mexicaanse keizer. Al gauw waren de jonge prinsen en prinsessen allen uitgehuwelijkt en was het jong koninklijk Belgisch bloed een mix van koninklijke en keizerlijke dynastieën. De leden van de Belgische familie zijn door hun huwelijken, net als de andere (regerende) vorstenhuizen, verbonden met vele andere koninklijke en prinselijke geslachten.
Koning der Belgen[bewerken | brontekst bewerken]
Plichten[bewerken | brontekst bewerken]
Leopold was de eerste Koning der Belgen omdat zij hem zelf hun kroon hadden aangeboden. Dit heeft nog steeds gevolgen. De Koning der Belgen wordt koning bij de gratie van zijn landgenoten, niet bij de gratie Gods. De koning staat daarmee niet boven België, vandaar dat de koning spreekt over landgenoten en niet over onderdanen. De Koning der Belgen neemt de troon in bezit nadat hij de Belgen heeft beloofd dat hij de onafhankelijkheid zal handhaven.[1] Maar de troon is van de Belgen en niet van de koning in persoon, hij mag de troon van de Belgen gebruiken in ruil voor zijn eed. De koning moet aan zijn landgenoten, vertegenwoordigd in het parlement, verantwoording afleggen (deze verantwoording legt de koning nooit zelf af, maar in de persoon van een minister, dit noemt men de ministeriële verantwoordelijkheid). De macht is namelijk van het volk en niet omgekeerd. Uiteraard moet de koning neutraal zijn, hij fungeert als een soort scheidsrechter. Hij kan geen contracten afsluiten in zijn naam, zelfs niet privé.
Rechten[bewerken | brontekst bewerken]
De koning heeft ook rechten. Hij verschijnt op postzegels en op muntstukken (zie regaal voorrecht). Als staatshoofd heeft hij recht op een Civiele Lijst, om zijn onkosten te dekken. Hoewel zijn politieke macht de facto ingeperkt is, kan hij in principe ministers benoemen en ontslaan en het parlement laten ontbinden. Hij staat aan de wieg van elke nieuwe regering en tekent alle wetten en koninklijke besluiten. Tijdens regeringsvormingen kan hij zijn invloed uitoefenen, door de garantie van het colloque singulier: tijdens audiënties speelt hij zijn rol met discretie.
Mensen worden in naam van de Koning veroordeeld of krijgen gratie dankzij hem. Krachtens de Grondwet stelt de koning als hoofd van de krijgsmacht de oorlog of het einde van de vijandelijkheden vast. Ook hoge magistraten en militaire graden worden door de vorst benoemd en verleend, evenals de nationale orden. Hij is hoofd van de drie machten, die elk verantwoording moeten afleggen. De koning is ten slotte onschendbaar (zowel privé als publiek) en kan nooit gearresteerd of beschuldigd worden, aangezien hij de Belgische staat belichaamt. Traditioneel heeft de koning ook het voorrecht, als de ouders het wensen, het peterschap van de zevende zoon in een gezin waar te nemen en de koningin het meterschap van een zevende dochter.
Prins van België[bewerken | brontekst bewerken]
Tot 1891 droeg de Belgische vorst de titel van Koning der Belgen, samen met alle andere persoonlijke, buitenlandse, adellijke titels die hij bezat. Er bestond echter geen officiële generische Belgische titel of naam voor de nakomelingen van Leopold I. Titels als Hertog van Brabant of Graaf van Vlaanderen werden individueel toegekend. Officieuze titels en benamingen kwamen sporadisch voor.
De titel van Prins van België en de familienaam Van België werd ingevoerd bij Koninklijk Besluit van 14 maart 1891. Vanaf dat moment zou hij van toepassing zijn op alle directe nakomelingen van de regerende vorst in de mannelijke lijn, en op de echtgenotes van Prinsen van België. Hiermee wilde men de identiteit van vorstenhuis en vorstendom versterken:
- Art. 1er. Dans les actes publics et privés qui les concernent, les princes et les princesses issus de la descendance masculine et directe de feu Sa Majesté Léopold Ier, seront qualifiés de princes et princesses de Belgique, à la suite de leurs prénoms et avant la mention de leur titre originaire de duc ou duchesse de Saxe.
- Les princesses unies par mariage aux princes de notre maison royale seront qualifiées de la même manière à la suite des noms et titres qui leur sont propres.
Deze dragers van deze titels zijn ofwel bloedverwanten aan de Belgische Koning, of worden bekrachtigd door een KB, hierdoor verschilt dit van de dynastieke titel.
Dynastieke titels[bewerken | brontekst bewerken]
Hertog van Brabant en Graaf van Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]
De titels van Hertog van Brabant en Graaf van Vlaanderen werden als individuele dynastieke titels ingevoerd bij Koninklijk Besluit van 16 december 1840. Aldus werd een tussenoplossing gevonden voor het gebrek aan Belgische titulatuur voor de nakomelingen van de koning. Beide historische titels waren tot 1795 rechtskrachtig in de Zuidelijke Nederlanden en behoorden toe aan de aartshertog van Oostenrijk.
De titel van Hertog van Brabant werd dynastiek voorbehouden voor de oudste zoon en troonopvolger van de vorst, in navolging van buitenlandse voorbeelden, zoals de Prince of Wales of dauphin. De titel van Graaf van Vlaanderen werd individueel voorbehouden voor de tweede oudste zoon van de vorst:
- Art 1er. Notre fils bien-aimé le prince Léopold ... prendra le titre de Duc de Brabant. Ce titre sera toujours à l'avenir, porté par le prince fils aîné du roi, et, à son défaut, par le prince petit-fils aîné du roi.
- Art. 2. Notre fils bien-aimé le prince Philippe ... prendra le titre de comte de Flandre."
De titel van Graaf van Vlaanderen werd afgeschaft bij Koninklijk Besluit van 16 oktober 2001.[2]
Graaf van Henegouwen[bewerken | brontekst bewerken]
Toen in 1859 de troonopvolger, Leopold II van België, zelf een zoon kreeg, Leopold genaamd, had dit kind geen eigen Belgische titel of naam. Om hieraan te remediëren werd bij Koninklijk Besluit van 12 juni 1859 de titel Graaf van Henegouwen gecreëerd, een nieuwe dynastieke titel met historische precedentswaarde, toegekend aan de oudste zoon van de troonopvolger.
- Art. 1er. Notre petit-fils bien-aimé, le prince Léopold-Ferdinand-Eli-Victor-Albert-Marie portera le titre de comte de Hainaut.
De titel van Graaf van Henegouwen werd eveneens afgeschaft bij Koninklijk Besluit van 16 oktober 2001.[2]
Prins van Luik[bewerken | brontekst bewerken]
In 1934 werd de individuele titel Prins van Luik gecreëerd bij Koninklijk Besluit van 7 juni 1934 ten voordele van prins Albert, de latere koning Albert II van België. Tot op heden werd deze titel slechts eenmaal vergeven.
- Art.1er. Notre Fils bien aimé, le Prince Albert ..., portera le titre de Prince de Liége. Ce titre précédera celui de Prince de Belgique.
Andere dynastieke titels[bewerken | brontekst bewerken]
Koninklijke prins[bewerken | brontekst bewerken]
Op 10 augustus 1950 werd prins Boudewijn, de latere koning Boudewijn I van België, benoemd tot Koninklijke Prins. Deze constructie was uitgedacht om een oplossing voor de koningskwestie te vinden. Prins Boudewijn zou deze titel dragen tot de dag van zijn troonsbestijging op zijn 21e verjaardag op 16 juli 1951. Ondertussen bleef koning Leopold III van België formeel koning der Belgen, maar resideerde de koninklijke macht reeds bij de kroonprins.
Prinsen van Réthy[bewerken | brontekst bewerken]
Toen koning Leopold III van België tijdens zijn gevangenschap in de Tweede Wereldoorlog op 11 september 1941 kerkelijk en op 6 december 1941 burgerlijk hertrouwde met het West-Vlaamse burgermeisje Lilian Baels zonder ministeriële goedkeuring ontstond er een dynastiek probleem. Hij had haar de titel van Prinses van Réthy toegekend (echter nooit officieel) en het predicaat Koninklijke Hoogheid. Tevens was hij van mening dat zij vanaf dat moment tevens de titels van Prinses van België, Hertogin van Saksen en Prinses van Saksen-Coburg en Gotha mocht dragen. Deze naam was sedert het einde van de Eerste Wereldoorlog officieus vervangen door Van België, maar is nooit officieel afgeschaft:
- Conformément au vœu de mon épouse, que celle-ci renonce aux titre et rang de Reine. ... M'étant unie légalement, mon épouse peut en vertu de la législation actuelle porter le qualificatif d'Altesse Royale, de même que les titres et noms de Princesse de Belgique, Duchesse de Saxe et Princesse de Saxe-Cobourg-Gotha.
- Néanmoins, mon désir est que le titre et le nom de Princesse de Réthy soient conférés à mon épouse. Et mon intention est, à ce moment, d'ajouter à nos titres et noms personnels celui de Prince de Réthy, nom d'une terre familiale belge ... La descendance éventuelle de mon second mariage a légalement droit aux qualificatifs, titres et noms de leur père, c'est-à-dire Altesse Royale, Prince et Princesse de Belgique, Duc et Duchesse de Saxe, Prince et Princesse de Saxe-Cobourg-Gotha, qu'elle portera. Dès que ma liberté de Souverain me sera rendue, je demanderai au Gouvernement de l'époque de réaliser légalement mes intentions.[3]
Titulatuur aan het Belgische Hof[bewerken | brontekst bewerken]
- Zijne Majesteit Koning Filip, koning der Belgen, prins van België
- Hare Majesteit Koningin Mathilde, koningin der Belgen, prinses van België, gravin d'Udekem d'Acoz
- Zijne Majesteit Koning Albert II van België, prins van Luik, prins van België
- Hare Majesteit Koningin Paola van België, prinses van Luik, prinses van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Elisabeth, hertogin van Brabant, prinses van België
- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Gabriël, prins van België
- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Emmanuel, prins van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Eléonore, prinses van België
- Hare Koninklijke (en Keizerlijke) Hoogheid Prinses Astrid, prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk-Este
- Zijne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prins Lorenz, prins van België, aartshertog van Oostenrijk-Este
- Zijne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prins Amedeo, prins van België, aartshertog van Oostenrijk-Este
- Hare Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prinses Elisabetta Prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk-Este
- Hare Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Aartshertogin Anna-Astrid van Oostenrijk-Este
- Zijne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Aartshertog Maximilian van Oostenrijk-Este
- Hare Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prinses Maria Laura, prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk-Este
- Zijne Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prins Joachim, prins van België, aartshertog van Oostenrijk-Este
- Hare Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prinses Luisa Maria, Prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk-Este
- Hare Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid Prinses Laetitia Maria, prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk-Este
- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent, prins van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Claire, prinses van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Louise, prinses van België
- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Nicolas, prins van België
- Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Aymeric, Prins van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Léa, prinses van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Marie-Christine, prinses van België
- Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Maria-Esmeralda, prinses van België
Het aanspreken/ begroeten van leden van de Koninklijke Familie gebeurt best met:
- Koning - met Sire of Majesteit
- Koningin - met Mevrouw of Majesteit
- Prinsen (van Koninklijken bloede) - met Monseigneur
- Prinsessen (van Koninklijken bloede) - met Mevrouw
- Aartshertogen (van Keizerlijken bloede) - met uwe Koninklijke en Keizerlijke Hoogheid
De Koningen der Belgen[bewerken | brontekst bewerken]
Bustes van Belgische monarchen
Beknopte stamboom[bewerken | brontekst bewerken]
De koningen en koninginnen van België zijn dikgedrukt. De Belgische staatshoofden (uitz. Prins-Regent Karel) zijn in het geel geplaatst. Andere staatshoofden zoals Koning Umberto en Groothertog Jan, zijn niet gekleurd.
La « naissance » de la famille royale belge, qui est la famille régnante aujourd'hui au royaume de Belgique, date de 1830-1831. Léopold Ier de Belgique (1790-1865) en est le fondateur, ce qui n'empêche pas que ses descendants et successeurs sur le Trône de Belgique sont demeurés des membres à part entière de la branche « Ernestine » de la maison ducale de Saxe (Das Herzogliche Haus Sachsen-Coburg und Gotha). C'est donc le chef de cette Maison (Oberhaupt des Hauses) depuis 1998, Son Altesse Royale le prince Andreas Michael Armin Siegfried Hubertus Friedrich-Hans, Herzog von Sachsen-Coburg und Gotha, né le 21 mars 1943 au château de Casel en Basse-Lusace (Schloss Casel, Niederlausitz), qui préside actuellement aux destinées de la famille d'origine des rois des Belges (Albert II et Philippe) et de tous les autres descendants directs en ligne masculine du roi Léopold Ier ; on notera que les souverains belges n'occupent là-bas, en Allemagne, que le rang subalterne de « cadets de famille ».
Dans la Belgique devenue indépendante vis-à-vis des Pays-Bas (le 4 octobre 1830, le Congrès national élit d'abord comme roi des Belges, en 1830, Louis d'Orléans (1814-1896), duc de Nemours, deuxième fils du roi des Français Louis-Philippe Ier, mais ce dernier s'y opposa.
Le Congrès fit alors appel à un prince allemand protégé par l'Angleterre, Léopold de Saxe-Cobourg-Saalfeld, veuf de la princesse Charlotte Augusta de Galles, qui accepta le trône de Belgique : il devint le roi Léopold Ier de Belgique et fit triomphalement son entrée à Bruxelles le 21 juillet 1831, date à laquelle il prêta serment sur la Constitution et qui marque désormais le jour de la Fête nationale belge.
Le nouveau roi, qui utilisait le français pour langue d'usage comme de nombreux princes de l'Europe à cette époque, épousa en août 1832 Louise-Marie d'Orléans, la fille du roi des Français Louis-Philippe Ier (le même qui avait refusé la couronne de Belgique à son fils Louis d'Orléans) : par ce mariage et la naissance qui a suivi, c'est alors le véritable commencement de la dynastie belge.
C'était aussi une façon pour le jeune royaume, par l'intermédiaire d'un prestigieux parrainage de sang royal (celui du roi des Français), de faire son entrée dans la famille fermée des monarchies européennes qui comptaient. La reine, après un fils mort au berceau, donna naissance au futur roi Léopold II de Belgique.
Dès l'indépendance de la Belgique et après leur mariage en 1832, le couple royal (Léopold Ier de Belgique, prince allemand de naissance mais anglicisé à la suite de son long séjour en Angleterre, et la reine Louise d'Orléans, fille du roi des Français) élèvent et font élever leurs enfants, dont le futur Léopold II de Belgique, en français : c'est alors à la fois la langue de la cour et la langue officielle unique du jeune État, et c'est aussi la langue d'usage de Léopold Ier et Louise d'Orléans.
Par la suite la dynastie, tout en étant francophone, va continuer d'être essentiellement germanique et après le décès de Léopold Ier devenir catholique (religion majoritaire des Belges). Léopold II épouse l'archiduchesse autrichienne Marie-Henriette de Habsbourg-Lorraine, mais à sa mort en 1909, Léopold II n'a plus d'héritier mâle direct (son fils Léopold de Belgique est décédé en 1869). C'est donc Albert, son neveu, qui lui succède : le nouveau roi Albert Ier de Belgique est le fils du prince Philippe de Belgique, comte de Flandre (frère cadet de Léopold II de Belgique) et de la princesse allemande Marie de Hohenzollern-Sigmaringen. Il épousa Élisabeth de Bavière (1876-1965), princesse bavaroise. Léopold III de Belgique, leur fils aîné, roi en 1934, épousa la princesse suédoise Astrid de Suède, devenue ainsi reine des Belges. Leur fils aîné, Baudouin de Belgique, fut roi de 1951 à sa mort en 1993, sans laisser d'héritier direct. Son frère cadet, Albert, est devenu roi sous le nom d'Albert II, en 1993. En 2013, son fils Philippe devient à son tour roi.
Les ascendances germaniques prédominent ainsi fortement dans la famille royale belge, tandis que le français est la langue familiale depuis les débuts de la dynastie.
Die belgische Monarchie wurde 1830 begründet, als nach der Abspaltung Belgiens von den Niederlanden eine erbliche konstitutionelle Monarchie eingerichtet wurde. König ist seit dem 21. Juli 2013 Philippe.
Seit 1815 gab es das Vereinigte Königreich der Niederlande. Aus diesem löste sich der Süden 1830, wofür es politische, konfessionelle und sprachliche Gründe gab. Als Namen für den neuen Staat wählte man Belgien, nach einer alten römischen Provinz.
Staatsoberhaupt sollte zuerst ein belgischer Regent werden, dann ein anderer Belgier, doch beide weigerten sich, den Thron zu besteigen. Danach wählte man Leopold von Sachsen-Coburg-Saalfeld, aus jener als liberal geltenden mitteldeutschen Dynastie, die in viele europäische Fürstenhäuser eingeheiratet hatte. Am 21. Juli 1831 legte Leopold I. den Eid ab.
Bezeichnung und Eid[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]
Die korrekte Bezeichnung des Königs ist nicht „König von Belgien“, sondern „König der Belgier“. Dies betont, dass die Machtgrundlage des Königs nicht ein Territorium, sondern das Volk ist. Auch König Louis-Philippe wurde 1830 zum „König der Franzosen“ erklärt, und nicht wie traditionell üblich zum „König von Frankreich“, genau wie die griechischen Monarchen den Titel „König der Hellenen“ trugen. Der König spricht daher auch nicht von Untertanen, sondern von Landsleuten.
1920 entschloss sich König Albert I., den deutschen Familiennamen abzuschaffen. Seitdem heißt der Name de Belgique, van België bzw. von Belgien.
Belgien ist die einzige europäische Monarchie, in der der Ausruf „Der König ist tot, es lebe der König!“ nicht zutrifft. Gemäß der belgischen Verfassung kann ein König erst dann den Thron besteigen, wenn er den Eid auf die Verfassung abgelegt hat. Der König Albert II. beispielsweise bestieg den Thron nicht am Todestag seines Bruders, dem 31. Juli 1993, sondern erst am 9. August 1993. In allen anderen heutigen Monarchien werden die Regenten unmittelbar mit dem Tod ihres Vorgängers inthronisiert.
Sprachen[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]
Belgien hat drei offizielle Landessprachen, von denen Niederländisch und Französisch die bedeutendsten sind. Deshalb sind viele Könige und Angehörige der königlichen Familie unter zwei Namen bekannt. Der gegenwärtige König zum Beispiel wird auf Französisch Philippe und auf Niederländisch Filip genannt, der fünfte König hieß Baudouin auf Französisch und Boudewijn auf Niederländisch. In der dritten offiziellen belgischen Sprache, dem Deutschen, werden meistens die französischen Namen verwendet (Baudouin, Philippe usw.), manchmal jedoch auch die deutschen (Balduin, Philipp usw.).
Die königliche Familie selbst spricht vorwiegend Französisch, was in der Region Flandern negativ aufgenommen wird. Bei offiziellen Gelegenheiten achtet der König oder ein anderes Familienmitglied jedoch darauf, abwechselnd beide Sprachen zu verwenden.
Aufgaben und Neutralität[Bearbeiten | Quelltext bearbeiten]
Der König steht an der Spitze des Staates, alle drei Gewalten müssen sich ihm verantworten. In seinem Namen wird Recht gesprochen. Er ernennt Minister und unterzeichnet Gesetze. Allerdings ist bei letzterem die Gegenunterzeichnung durch den entsprechenden Minister vonnöten. Die eigentliche Aufgabe des Königs im Regierungssystem ist die Einsetzung eines Informateurs oder Formateurs bei der Regierungsbildung. Außerdem empfängt der König einmal die Woche den Premierminister zu einem Gespräch.
Für den König und die Königin besteht sowohl ein aktives als auch ein passives Wahlverbot. Des Weiteren dürfen Mitglieder der königlichen Familie keine Minister sein. Der König darf nicht einmal als Privatperson Verträge abschließen. Er ist unantastbar und kann nicht verhaftet oder angeklagt werden.